Ben nog recht van lijf en leden,
Bij mij zit er geen steekje los.
Hier tikt het klokje heel tevreden.
Zie door de bomen nog het bos.
Rustig aan, de lijn niet breken,
Schreeuw gelijk geen moord en brand.
Geef eens onder water steken,
Steek de kop maar in het zand.
De wind veel in de rug gekregen,
Voor tegenslag werd ik gespaard.
Soms van de drup weer in de regen,
Maar altijd de kalmte toch bewaard.
Soms was het kantje boord
En moest ik peentjes zweten.
Kreeg vaak een hartig woord,
Moest toch beter weten.
Zijn ronde rug, waar alles afrolt
Een dikke plaat voor zijne kop.
Hij, die stil staat en weer hard holt,
Zo ziet u maar het kan niet op.
Weet van God noch zure pruimen,
Ga gewoon mijn eigen gang.
Voor zo iemand moet u duimen,
Of jaag hem eens flink op stang.
Nooit een scheve schaats gereden,
Of de bloemen buiten gezet.
In gebonden voor de lieve vrede,
En op het verkeerde paard gewed.
Kon er met mijn pet naar gooien,
Weet nu van de rand en hoed.
Besluit dus met een hele mooie:
Wie goed doet ook goed ontmoet.
Dit gedicht raakt kant noch wal,
Dus neem het maar zoals het is.
Iedereen gaat wel door een dal
En voelt zich vlees noch vis.
U staat er in uw eentje voor,
Sla dus uw handen aan de ploeg,
U zit al op het goede spoor.
En heeft heel wat voor de boeg.
Arbeid adelt, wordt gezegd
Dat is een waarheid als een koe.
't Heeft mij geen windeieren gelegd
Dus doe nog maar een schepje toe.
Span de spieren, krom de rug,
Geef hem netjes van katoen.
Ik doe wel een stapje terug,
Laat u het vuile werk doen.
U weet, klagen lost niets op,
Er zijn knechten en ook bazen.
U heeft de zorgen aan uw kop
En het gedonder in de glazen.
Het is wel scherp door de bocht,
U onbarmhartig te laten zweten,
Straks is uw kostje wel gekocht
Ozo, dat zijn geen loze kreten.
U gooit het bijltje er bij neer?
Geeft mij stank voor dank.
U vindt mij een onbehouwen beer?
Die vergelijking gaat echt mank.
Hier scheiden onze wegen.
Kook maar gaar in eigen sop
Ik houd u niet meer tegen
U slaat de spijker op zijn kop.
BRONVERMELDING: Bennekes Blogje